Het is zó simpel dat ik er even stil van werd. De Griekse filosoof Epicurus (341vCh-270vCh): “Voor wie voldoende te weinig is, die is niets genoeg.” In één zin samengevat waar dit essay over gaat. Een filosofische beschouwing van een eeuwenoud maar actueel fenomeen: hebzucht. Avaritia zoals Paus Gregorius in de zesde eeuw het als één van de zeven hoofdzonden benoemde.
Hebzucht is het verlangen naar meer rijkdom, meer geld. Hebzucht heeft invloed op ons als individu, in ons werk en in de samenleving. Hebzucht in organisaties zorgt vaak voor verontwaardiging en woede bij burgers. Is het toegeven aan onze hebzucht een eigen keuze en hoe nemen we elkaar de maat? Met de Bijbel, Koran of alleen via Twitter? Hebzucht put de natuurlijke bronnen van onze aarde uit en leidt tot overtreding van regels en wetten. Maar misschien zitten er ook goede kanten aan hebzucht. Kunnen we hebzucht in de context van de samenleving gebruiken als graadmeter voor ons individuele geluk?
Het is een breed perspectief geworden waarin de nadruk ligt op de filosofische beschouwing van hebzucht, als onderwerp voor mijn scriptie voor de basisopleiding “Filosofie in organisaties”.
Lauren Greenfield, in “Generation Wealth”
1 Hebzucht en religie
De oorsprong om hebzucht te veroordelen is terug te vinden in diverse religies. Zonde is het begrip dat door zowel jodendom, christendom als islam wordt gebruikt om een immorele handeling of houding te omschrijven. Zonde impliceert dan ongehoorzaamheid aan de religieuze wetten en aan de wil van God en tevens persoonlijke schuld van de mens. Het begrip hoofdzonde komt uit de christelijke traditie en ligt aan de basis van alle andere menselijke zonden.
Hoofdzonden zijn in feite gedachten, verlangens, lusten van mensen. Hebzucht manifesteert zich dus pas wanneer we toegeven aan die gedachten, in ons gedrag, ons handelen. De hedendaagse filosoof Fernando Savater (1947) stelt dat religie daarmee het zondige gedrag op voorhand al weet te veroordelen en achteraf te bestraffen om te voorkomen dat mensen zonden begaan. Het christendom werd aldus gedurende eeuwen leidraad voor een deugdzaam leven. Ook na de scheiding van kerk en staat. Tot op de dag van vandaag.
Sociale conventies
Ook bij religieuze regels gaat het in feite altijd om de conventies die door mensen zijn geschapen en niet om onveranderlijke verordeningen die rechtstreeks van God afkomstig zijn. Het maakt niet uit hoe oud en eerbiedwaardig die regels en verplichtingen zijn, ze zijn door mensen gemaakt en mensen kunnen ze weer afschaffen of ze vervangen door nieuwe afspraken.
Avaritia, Peer Veneman, brons 1999
Daaruit volgt volgens Savater dat zonden altijd tegen iemand zijn gericht. Uiteindelijk tegen de godheid, maar ze brengen steevast schade toe aan een ander. Immers, iemand die in eenzaamheid leeft, kan geen zonden begaan, hij kan hoogstens fouten maken en onverstandig zijn.
2 Met de tien geboden komen we er niet
Nu christelijke religie steeds minder ons kompas is, hoe moet de mens dan bepalen wat goed en kwaad is en wat deugdelijk. Of zoals Epicurus over zijn worsteling met de goden uitriep: “Wil God het kwaad tegengaan, maar is hij er niet toe in staat? Dan is hij niet almachtig. Kan hij het, maar wil hij het niet? Dan is hij kwaadaardig. Kan en wil hij het tegengaan? Hoe kan er dan kwaad zijn?”. Hij was echter geen atheïst, want hij geloofde dat er goden waren. Maar die hadden geen belangstelling voor de mens.
Het Hellenistische tijdperk, vanaf 300 jaar voor het begin van onze jaartelling, lijkt op onze tijd. Ook toen kwam men in aanraking met andere culturen en religies. Dat bracht verlies van houvast, verandering in directe levensverbanden en twijfels aan bestaande levensbeschouwingen met zich mee. Het Atheense individu werd op zichzelf teruggeworpen en had behoefte aan nieuwe zingeving.
Ook onze huidige economie is gericht op egocentrisme. We vinden allemaal dat we evenveel ‘recht hebben op’. Die wereld van extreme luxe en hebzucht legde Lauren Greenfield vast met haar foto’s en documentaire “Generation Wealth” (2018). “Met de tien geboden komen we er niet”, zegt Kim Putters (directeur CPB) in een interview. “De jongere generatie vindt andere dingen belangrijk dan waar we de afgelopen dertig jaar de nadruk op hebben gelegd. “
Voor grote maatschappelijke problemen zoals milieu en klimaat, scheve economische verhoudingen, handelsoorlogen als uiting van nationalisme en religieuze conflicten weten we geen oplossing. Zelfs onze democratie – als grootste gemene deler- kraakt intussen in zijn voegen. Wat nu, als ook de vertrouwde Bijbel het steeds vaker niet meer weet?
Ik ontkom niet aan een korte beschouwing over ethiek, over normen en waarden. Als we het daarover hebben gaat het over ethiek. Ethiek is de leer van goed en kwaad, van wat wel of niet mag, wat men behoort te doen en te laten. De westerse ethiek blijkt sterk verbonden met het christendom. Ethiek is echter niet hetzelfde als filosofie. Metha-ethiek is wel filosofie. Dit essay belicht zowel de metha-ethiek als de rol van ethiek in relatie tot hebzucht.
In de politiek zien we vaak de neiging om een individuele casus (kinderpardon bijvoorbeeld) om te zetten naar een universele norm. Van belang is dan om zo’n gewenste norm (filosofisch) te funderen, maar dat lukt meestal niet. Daardoor kan het geen ethische norm zijn (filosofisch gezien) maar wel een individuele waarde, als feit, als realiteit.
Ethische normen moeten echter om zichzelf nagevolgd worden. Niet omdat ze zijn gefundeerd op argumenten. Ze zijn eigenlijk nergens op gebaseerd. Hooguit op God, natuur of menselijke rede.
Zo wordt ook het spreken over sterk en zwak uiteindelijk – normatief – het spreken over goed en slecht, beter en slechter. Het veronderstelt een bepaalde norm, waarde of prioriteit. Daarmee zijn de christelijke wetten van wat goed en kwaad of slecht is verankerd in ons denken, tot in ons DNA. We nemen elkaar nog steeds de maat met die christelijke normen.
Door te filosoferen kan je alleen doorprikken wat over ethiek gedacht en gezegd wordt, vooral wat het niet is. Ze kan het ‘goede’ juist uit de absolute en universele sfeer halen, de ethische betekenis ervan ondergraven.
Lauren Greenfield in “Generation Wealth”
3 Meesterschap als deugd
Weinigen zullen het oneens zijn met de bewering dat er geen enkele cultuur bestaat waarin leugen boven waarheid, lafheid boven moed gaat en vrijgevigheid slechter is dan hebzucht en gulheid wordt aanbevolen.
Het leren van deugd, inzicht in goed en slecht als voorwaarde voor een gelukkig leven werd al door de “vader aller filosofen” Socrates (469vCh-399vCh) benoemd. Hij ging ervan uit dat iedereen streeft naar geluk, naar floreren, tot je recht komen, er goed aan toe zijn, het goed maken. Een noodzakelijke voorwaarde daarvoor is het Latijnse virtus. Te vertalen met meesterschap, excellentie, voortreffelijkheid, optimaal functioneren.
Deze houding is uitgewerkt in de zogenaamde vier kardinale deugden. Filosoof Ronald Wolbink (1954) beschrijft waar deze deugden voor staan en vooral hun betekenis voor deze tijd. Ze zijn gebaseerd op de drie centra van motivatie die van oudsher in een mens werden onderscheiden: de buik, het hart en het hoofd.
De vierde deugd is rechtvaardigheid (justitia). Zij is het vermogen het juiste evenwicht aan te brengen, enerzijds in jezelf tussen de drijfveren van je eigen buik, hart en hoofd, anderzijds in de werkelijkheid om je heen, tussen verschillende belangengroepen en hun aanspraken.
Daarmee is rechtvaardigheid een leiderschapsdeugd bij uitstek. De balans tussen regels en billijkheid, vrijheid en gelijkheid. Zij is de kunst om de gedifferentieerde samenhang van een gemeenschap haar optimale vorm te geven. En de basis is van alle sociale cohesie. Rechtvaardigheid is de deugd van de orde, van burgerschap, van de gemeenschappelijke vrijheid. Zij veronderstelt zowel een groot vermogen ons te verplaatsen in anderen, om hun perspectief en hun belangen in het oog te houden. Maar ook de weigering onszelf boven de wet of boven de anderen te willen stellen. Rechtvaardigheid is het cement van de samenleving. Zonder rechtvaardigheid valt een samenleving uit elkaar. Socrates stelde dat meesterschap over de ziel vergelijkbaar is met het juiste bestuur van de staat, en andersom.
4 Hebzucht uit vrije wil?
De zeven hoofdzonden en tien geboden lijken vooral gericht op onze gedachten, onze lusten, onzichtbaar voor de ander maar zodra we die gedachten omzetten in handelen of gedrag zijn de gevolgen wel merkbaar. Over het al dan niet bewust handelen of gedragen door mensen, de vrije wil, is in de filosofie veel geschreven. Hoogleraar cognitieve neurowetenschappen Victor Lamme (1959) zegt over de vrije wil: “Is die nodig? Nee, het brein neemt al beslissingen voordat de ratio zich daarmee heeft beziggehouden. Niet andersom. Menselijk gedrag wordt niet beheerst door de ratio maar door de emotie.”
Epicurus schreef echter in zijn ‘Brief over het geluk’ dat “een consequente beschouwing van dit alles ons de middelen verschaft om te kiezen of te vermijden steeds betrekking heeft op de gezondheid van het lichaam en de onverstoorbare staat van de ziel, aangezien dit het doel van het volkomen gelukkige leven is.”
Spinoza (1632-16677) geloofde niet in de vrije wil. Mensen kiezen volgens Spinoza vanuit eigen weloverwogen redenen, bewust in een besef vanuit wie je geworden bent. Hij is het dus niet eens met de Stoïcijnen dat het van de eigen keuze afhangt zelf te bepalen hoe iemand denkt. Voor hem is de mens afhankelijk, onderdeel van de hele natuur en daarom niet vrij en autonoom.
Jean-Paul Sartre (1905-1980) verdedigde wel de keuzevrijheid en de vrije wil. Zijn opvatting was dat, net als bij de Stoïcijnen, de mens onderscheid kan maken in een situatie (die niet in zijn vermogen ligt) en zijn gedachten daarbij (die wel in zijn vermogen zouden liggen).
Veel keuzes worden voorgesteld als een tegenstelling tussen ik en de ander(en). “Mag ik doen wat ik wil of moet ik rekening houden met de ander?”, stelt filosoof Miriam van Reijen (1946). Ik òf de ander, daar komt het steeds op neer. Het conflict speelt zich ‘in” mij af. Het gaat dan steeds om een keuze, een stellingname, een zingeving die nergens in is gefundeerd, behalve in de keuze zelf. Prettig daaraan is dat je het nooit fout kunt doen, aldus Van Reijen.
5 Emoties en oordelen
Hebzucht door topbestuurders, politici of andere functionarissen in de publieke sector maken in de samenleving heftige reacties los. Er volgt een lawine aan krantenartikelen, interviews in actualiteitenrubrieken en tweede kamer-vragen. Vol van woede en verontwaardiging.
Woede is volgens filosoof Lucius Annaeus Seneca (4vChr-65nChr) een van de belangrijkste belemmeringen voor werkelijk geluk, voor de gemoedsrust. Volgens Seneca is de emotie woede aangeleerd: “Wij moeten dan ook de strijd aanbinden tegen de [eerste] oorzaken [van woede]. En de eerste oorzaak van een woedeaanval is de mening dat ons onrecht is aangedaan.’
Hij stelde ook dat woede niet in overeenstemming is met de menselijke natuur, omdat de mens die de juiste geestelijke instelling heeft, zachtaardig is. Lichtgelovigheid is de oorzaak van veel ellende. Een open instelling, welwillende taxatie van feiten heeft meer zin. Het is belangrijk alles van twee kanten te bezien en de gemoedsrust niet te verstoren door de slagen van het lot, vindt Seneca.
Ook de Stoïcijnse filosoof Epicurus (341vChr-270 vChr) zegt letterlijk over de manier waarop mensen oordelen: “Niet alleen gebeurtenissen maken mensen van streek, maar ook wat andere mensen doen en zeggen. Want wat is wenen en zuchten? Een mening. Wat is strijd, onenigheid, wat is een verwijt, wat een beschuldiging, gebrek aan eerbied, dwaasheid? Het zijn allemaal meningen, niets anders dan meningen over dingen waarover we geen zeggenschap hebben, waarvan wij áannemen dat ze goed of slecht zijn.”
Politieke woede
Politieke en belangenorganisaties maken juist gebruik maken van de gevoelens van woede en verontwaardiging van burgers of hun achterban. Met soms als resultaat dat de woede en onvrede groeit en het gevoel van onrecht alleen maar wordt versterkt.
Savater stelt dat politici doorgaans zo intolerant zijn dat ze soms liever zien dat openbare werken of sociale maatregelen niet doorgaan als een concurrerende partij de eer daarvan opstrijkt. Hierbij is geld niet de drijfveer voor hun hebzucht of gulheid, maar louter voor hun reputatie en het streven naar erkenning waarop ze hun prestige baseren, om aldus meer macht te verwerven.
Volgens Seneca is woede bij het zien van onrecht geen teken van een ethisch goed mens te zijn. Hij ziet deze woede niet als morele verontwaardiging. Mensen kunnen opkomen voor de zwakken of kunnen straf geven. Maar woede is daarbij niet nodig en niet gewenst. Men kan ook optreden uit plichtsbesef, op grond van een redelijk oordeel, na nuchter de situatie te hebben overzien.
6 De gelukkige mens
Het huidige levensmotto is genieten, het liefst met een zelfhulpboek “De maakbaarheid van geluk” in de hand. Geslaagd zijn in het leven is hét kenmerk van deze tijdgeest. Het leven is immers te kort om verplichte en vervelende bezigheden te hebben. Misschien dat daarom hebzucht zo’n actueel thema is. Maar we vergeten dat díe vorm van hedonisme ver weg staat van de oorspronkelijke betekenis.
Lauren Greenfield, in “Generation Wealth”
De filosoof Epicurus (341vChr-270 vChr) stichtte zijn eigen filosofische school bij Athene. Zijn naam is verbonden aan het hedonisme (Grieks hèdorè=genot): genieten van het leven als doel van de mens, met angst voor goden en de dood als ernstige bedreiging en daarmee als bedreiging voor het geluk van de mens. Het genot dat Epicurus bedoelde was echter niet de lust, maar het genieten omdat het lichaam geen pijn kent en de geest geen onrust.
Het was Epicurus die zei “voor wie voldoende te weinig is, die is niets genoeg”. Hij zal destijds vast niet bedoeld hebben dat we er een hoofdzonde van moesten maken. Zijn ideeën over een gelukkig leven waren vooral gericht op het – onafhankelijke – denken, het rationeel onderzoeken van onze emoties die zorgen voor angst, boosheid, jaloezie. Hij noemde dat Hedonistische calculus : de mens heeft altijd een aantal overwegingen die hem in staat stellen te kiezen met het oog op grootst mogelijke genieten en het minste lijden (zowel fysisch als psychisch).
Stoïcijnen en hedonisten vormen twee richtingen in de filosofie, die kunnen bijdragen aan geluk. De essentie van hun filosofie is wijsheid. Ze richten zich op wat je in je eigen leven kunt doen en veranderen, onafhankelijk van andere mensen en van de maatschappelijke omstandigheden (autharkeia=innerlijke vrijheid). Echter zonder egoïstisch of individualistisch te zijn.
Spinoza (1632-1677) vond dat de mens uit is op eigenbelang of zelfbehoud (de conatus). De conatus is gebaseerd op de drift van de natuur om te winnen, groeien. Het goede is nuttig en het kwade is schadelijk. En, de mens is het meest nuttig voor de andere mens. Het ethische goed en kwaad is niet anders dan wat nuttig is voor ons zelfbehoud.
Levenskunst is niet door schade en schande wijs worden , maar door wijsheid na te streven en daarmee geluk. Wijsheid en geluk hebben veel met elkaar gemeen. Daarin ligt ook de rol van filosoferen, het kritisch nadenken, het onderzoeken, het oefenen, de zelfreflectie. Zo gingen de stoïcijnse en hedonistische filosofen uit van een intrinsieke samenhang tussen wijsheid en geluk.
7 Frictie tussen individu en organisatie
In beschouwingen over hebzucht komt vaak het begrip status terug. Status komt niet alleen voor tussen buren of in families. Status is zeker een issue in organisaties, waarin collega’s elke dag onderling wedijveren om een functie, meer salaris, een bonus en privileges.
Voor zijn boek interviewde Joris Luyendijk vele bankiers, onder andere over het thema status. Daarin komt steeds naar voren ‘het ergens bij horen’ als je in de bancaire sector werkt. Een voormalige bankier vertelt hem over bonussen en vervagende grenzen tussen goed en fout. De bankier: “Het gaat echter veel verder dan de bonus. Het gaat over bijna tribale banden, erbij horen en je steunen. Je eigenwaarde wordt steeds meer bepaald door je baan. Het is de eerste vraag die mensen stellen, toch? [..} Je baan is geen werk meer. Het is een identiteit.” Een ander citaat: “Je zelfbeeld wordt bepaald door je werk.”
Volgens econoom en filosoof Edgar Karssing (1969) gaat het inderdaad niet alleen om afhankelijk zijn van een werkgever omdat we er een inkomen verwerven. Hoger opgeleide professionals ontlenen hun maatschappelijke status en sociale identiteit aan hun positie in de organisatie. Het, al dan niet vrijwillig, verlaten van die organisatie heeft vaak een hoge prijs.
Karssing noemt dit de frictie tussen individu en organisatie. Waarom gaan mensen over tot onethische dingen in het werk (fraude, stelen o.a.) terwijl ze tegelijkertijd buiten hun werk modelburgers zijn? De meest plausibele verklaring, aldus een onderzoek, is naar de context te kijken en niet primair naar psychologische factoren. Dit wordt sociale status genoemd. Het streven naar status is zo alomtegenwoordig. Onze identiteit wordt sociaal gedefinieerd, het gaat om het belang van eer, trots, respect, waardigheid en schaamte. Mensen maken geen bewuste keuze om zich deviant te gedragen uit zelfverrijking.
Het andere denken in organisaties
In hoeverre kunnen we vraagtekens zetten bij het individuele gedrag als het – economische – systeem van bedrijven een vrijbrief is voor deviant gedrag als hebzucht? Wat moet de mens in zijn strijd om het bestaan in de context van organisaties die alleen zijn gericht op winst, spread sheets vol cijfers, financiële targets en bonussen? Wat nu als jouw wereldbeeld botst met dat van jouw bedrijf? Of zoals Ronald Wolbink het treffend zegt: “Je mens-zijn kun je niet tegelijk met je jas aan de kapstok hangen bij binnenkomst op je werk”.
Niet alleen als individu maar ook in ons werk zou de essentiële vraag moeten zijn of duurzaam geluk mogelijk is. Wolbink hanteert een aantal thema’s van de Stoïcijnse filosofie die volgens hem nog steeds actueel zijn en die mij zeer aanspreken.
Het eerste thema is of duurzaam geluk mogelijk is, ook in het werk, zonder de erkenning van en het leven vanuit ethische normen en waarden. We zouden elkaar vaker vragen kunnen stellen binnen een organisatie, zoals de existentiële vraag: “Wat willen jullie eigenlijk met elkaar te maken hebben?”. Medewerkers zouden voor het beantwoorden van die vragen vrijheid en ruimte/tijd moeten krijgen met elkaar daarover van gedachten te wisselen. Mentale, echte vrije ruimte (Grieks=scholè) volgens de klassieke filosofen.
Maar ook het thema of behoeften, begeerten en verlangens ons niet afhankelijk maken van de werkomgeving, waardoor we de voor het mens-zijn essentiële eigen ruimte, ook in het werk, laten inperken. Door ons geluk afhankelijk te maken van succes ligt het ongeluk en de bijbehorende stress continu op de loer. Een ander thema is het ontwikkelen van weerbaarheid voor tegenslag en tegenspoed en voor onrecht en machteloosheid verwaarloosd wordt.
8 Hebzucht in de haarvaten van onze samenleving
Langzamerhand, lijkt het dat we ons steeds meer realiseren dat extreme rijkdom, niet alleen het onverzadigbare verlangen ernaar maar vooral het toegeven aan het verlangen, zal leiden tot bezinning. Het is niet makkelijk om eenduidig naar hebzucht te kijken zonder het brede perspectief te zien. Hebzucht is zo verweven met alles dat ons mensen verbindt, als een veelkoppig monster. Hebzucht drijft mensen uit elkaar en beïnvloedt de fundamenten van onze rechtstaat. Hebzucht zit in de haarvaten van onze samenleving.
Een interessante visie op de maatschappij biedt Spinoza, die stelde dat de mens moet komen tot werkelijk inzicht, tot de hoogste vorm van kennen. Dat geeft op zich al vreugde. Voor het menselijk samenleven betekent dit dat men zich verbonden voelt, vriendschap geniet met gelijkgestemden en voorzichtig is naar anderen. Maatschappelijk uit zich dit in tolerantie, vrijheidslievend, vreedzaamheid en eensgezindheid. Op dit niveau is er geen sprake meer van gehoorzamen (aan God noch gebod). Het geluk is voor de wijze niet achteraf de beloning voor de deugd, maar de deugd zelf.
De natuur geeft genereus
Net als in de Bijbel legt Jeroen Linssen het accent op “een onbegrensd verlangen” als kenmerk van hebzucht. Linssen stelt daarbij bovendien dat hebzucht tegenstrijdig is met de menselijke natuur.
Hebzucht steelt en rooft van de natuur, terwijl de natuur ‘geeft en genereus is’. De natuur biedt een overvloed aan grondstoffen en voedsel.
Komt Jeroen Linssen met zijn gedachte over hebzucht en natuur niet heel dichtbij de kern? Heerst niet steeds vaker het besef dat de natuur, onze planeet niet onuitputtelijk genereus zal blijven om aan onze hebzucht te voldoen? Grondstoffen en voedsel zijn niet gelijkelijk beschikbaar zijn voor iedereen. We zien het aan de exodus van vluchtelingen uit landen waar de economie helemaal niet kan drijven op hebzucht van de burgers. Hooguit op hun zelfbehoud. En hooguit op corruptie en zelfverrijking door de machthebbers. Niks geestkracht, hooguit de moed om in een wankel bootje te stappen naar een beter leven. Zelfs hun religie is machteloos om iedere burger – inclusief hun leiders – te leiden naar ten minste “voldoende” voor iedereen.
Of zoals de Griekse schrijver Anand Giridharadas zegt : “De winnaars van onze tijd moeten worden uitgedaagd om meer goede dingen te doen. Maar vraag ze nooit en te nimmer om minder schade te berokkenen.”
Ook filosoof en econoom Ingrid Robeyns (1972) wijst op de ecologische kant van rijkdom. De meeste bedrijven zouden een veel kleinere winsten behalen als ze een eerlijke prijs zouden betalen voor de milieuvervuiling bij productie en transport. Zo niet, dan schuift de vervuiler de kosten af op de samenleving. Het is volgens haar hoog tijd om de baten en de lasten eerlijker te verdelen.
Economie en de bijenkorf paradox
Hoe verhouden een deugdelijke samenleving en de economie zich tot elkaar? Als positief effect van de hebzuchtige mens wordt vaak genoemd dat onze economie er wel bij vaart. Doorgaans wordt Adam Smith , 18e-eeuwse filosoof en econoom, genoemd die meende dat “Niet van de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker verwachten wij ons middagmaal, maar van de overweging van hun eigenbelang.” Vanaf dat moment werd hebzucht gezien als de aanjager van de economie. Toch kwam Rotterdammer – Bernard Mandeville (1670) eerder al tot dat inzicht. Hij had zich in een schotschrift gekeerd tegen de corruptie in die tijd en werd daarom verbannen naar Londen. Daar schreef hij zijn gedicht “Fable of the bees” ofwel “De morrende korf”, waarin hij juist pleit hij voor herkenning en erkenning van menselijke gebreken.
Echter net als in deze tijd klagen de bijen over de immoraliteit van andere bijen. De bijen willen dat iedereen eerlijk en rechtvaardig is. Die wens wordt door de goden verhoord en alle bijen zijn voortaan eerlijk. Dan blijkt wat iedereen al weet: alle bijen blijken even immoreel. De bijenkorf gaat uiteindelijk aan eerlijkheid ten onder.
Feike Sijbesma (CEO van DSM) lichtte zijn visie op economie recent toe in een interview . Voor hem is de essentie van economie niet geld verdienen. “De inrichting van de samenleving is gegroeid doordat mensen gingen doen waar ze goed in waren. Vroeger was dat buffels vangen of gewassen telen. En aan het einde van de dag ruilden ze hun producten”. Toen daar later goud en geld bij kwamen kijken, bleef de essentie hetzelfde. “Eigenlijk is het een model voor specialisatie op competenties, de een is beter in dit en de ander in dat. Niet met als doel om veel geld te verdienen, maar gewoon om gelukkig samen te leven op deze planeet.”
Het sociale geld
Moeten we willen wat Savater – analoog aan Adam Smith en Mandeville – schreef over de dynamische kracht van hebzucht die mensen energie geeft en tot dadendrang aanzet en daarmee een impuls aan ieders behoefte, waaraan de samenleving moet voldoen. Vroeger hadden eigendommen te maken met sociale verantwoordelijkheid. Thomas van Aquino betoogde dat privé-bezit het onderpand was voor je naasten. Tegenwoordig kan je prima rijk zijn zonder dat te rechtvaardigen en zonder een spoor van cultuurmecenaat te ambiëren om die rijkdom te compenseren.
De waarde van spullen hangt volgens Savater niet af van de prijs die je ervoor betaalt. Hij stelt dat mensen die in geld geloven, dit inzicht missen. Ze missen vooral het socialiserende element. Zij gaan ervan uit dat iedereen, net als zij, alleen met zichzelf bezit is.
In de oudheid al was hebzucht een ondeugd en spaarzaamheid werd gezien als een deugd. Onze maatschappij zet juist aan tot verkwisting, consumptie en ongeremd uitgeven als sociale dwang. Daar heb je veel geld voor nodig en verval je in hebzucht. In feite ontstaan op die manier twee gezichten van hebzucht: vrek en verkwister.
Lauren Greenfield in “Generation Wealth”
Filantropie voor de winnaars
Volgens Savater kan liefdadigheid bloeien dankzij het bestaan van armen en stelt ons rijken in staat om onze behoefte aan goedheid te bevredigen terwijl we zelf van alle gemakken zijn voorzien.
Anand Giridharadas , (Aspen Institute USA) vindt ook dat filantropie op zich nobel is. Maar hij is ongemeen fel door te stellen dat het een pleister is die de winnaars op het systeem plakken dat hen zo heeft bevoorrecht. In de hoop een ingrijpende operatie aan dat systeem te voorkomen- een operatie die hun voorrechten zou bedreigen.
De Griek noemt filantropie “het parfum dat de stank van het economische systeem maskeert”. Voorbeelden die hij noemt zijn Apple en Google die via Nederland en Ierland tientallen miljarden dollars aan belasting hebben ontweken via de eerder genoemde brievenbusfirma’s. “Deze bedrijven maken deel uit van een systeem dat de winnaars van onze tijd in staat stelt om de vruchten van de vooruitgang te monopoliseren. En ondertussen hebben ze de mond vol over de wereld verbeteren.”
Bestuurlijke invloed
Ook over filantropie en toenemende vermenging met bestuurlijke beïnvloeding zullen we moeten nadenken. Belangenverstrengeling ligt op de loer. Soms eist de filantroop zelfs directe invloed in ruil voor zijn geld. Er is immers een gemeenschappelijk doel, vindt de weldoener.
Ook in het kabinetsvoorstel om de dividendbelasting af te schaffen was te zien dat geld en politiek nauw verweven zijn.
Als oplossing moeten de rijken een stap opzij doen, vindt Giridharadas. “Geef politiek weer haar rechtmatige positie terug als het instrument waarmee we de wereld vormen. Rijken moeten de verraders worden van hun eigen klasse. [..] Om een klasse-verrader te worden moet de rijken allereerst stoppen met hun valse retoriek dat de overheid kapot is.” Ze maken die reputatie ervan alleen maar moeilijker door geld te onthouden aan de schatkist via belastingontwijking en stagnerende lonen. Hij wil leven in een wereld waarin de rijksten minder geld hebben om weg te geven.
9 Van metha-ethiek naar ….wat eigenlijk?
Als filosofie enkel vragen stelt, kunnen we dan ordening aanbrengen met alleen individuele waarden? Dan verliezen we al snel de sociale component uit het oog. We zijn immers tot elkaar ‘veroordeeld’. Kunnen we wel ‘voetballen zonder spelregels’?
Nyenrode-docent Edgar Karssing is van mening dat een volwassen mens er al gauw een ethische theorie op na houdt. Zelfs overtuigd egoïsme is er een. Als egoïst vind je dat mensen moeten handelen in hun eigen belang en je keurt gedrag goed wanneer dat gunstig uitpakt voor je zelf of het zelf van een ander. Volgens Karssing dénken bijvoorbeeld bankiers en veel anderen dat ze in een a-moreel universum leven en dat geld het enige criterium is waaraan hun handelen kan worden beoordeeld. Dat wordt een drogreden genoemd.
Om de drogredenen te ontmaskeren zouden we bij iedere beslissing altijd de vraag kunnen stellen: Wie heeft er voor- en nadeel bij deze beslissing? Wat mij betreft ook: Wat heeft er voor- en nadeel bij deze beslissing: de natuur, onze aarde, onze democratie? En van wie worden er morele rechten gerespecteerd of juist geschonden? Wat voor soort mens zal ik zijn als ik dit doe? Vragen die volgens Karssing een morele reflectie vereisen. Voor veel filosofen de vraag wat een vraagstuk tot een moreel vraagstuk maakt. Met als resultaat verschillende antwoorden…..
Tot slot
De filosofische denkbeelden blijken nog steeds actueel en behulpzaam bij het beschouwen van de aloude christelijke normen. In dit essay over hebzucht ben ik wellicht in een te breed perspectief beland. Het lijkt echter onvermijdelijk. Hebzucht betreft niet alleen het individu, maar vooral de ‘systemen’, organisaties en daarmee de samenleving en de politiek. Het bepaalt ons denken en doen. Hebzucht is doorgedrongen tot in de haarvaten van onze samenleving.
In de huidige tijdgeest is het bij uitstek een onderwerp dat ons dwingt tot reflectie als we kijken naar de schade aan – geluk van- de mens, natuur en samenleving. Goed beschouwd is de bijbel zijn actualiteit niet kwijt als we het over hebzucht hebben. De uitdaging zit in de manier waarop we elkaar de maat nemen nu het christelijke fundament steeds verder afbrokkelt. In de huidige tijd van individualisering en mix van culturen, zal elk mens moeten werken aan zijn eigen meesterschap, teneinde vruchtbaar samen te werken en vreedzaam samen te leven. Zonder anderen te benadelen en de natuur schade toe te brengen.
Voor Socrates is meesterschap het hart van de klassieke opvoedingsideaal en voorwaarde voor geluk of ‘het goede leven’. In de klassieke scholen was alle training van de geest daarop gericht. Dit was bepaald niet louter een persoonlijk maar ook een maatschappelijk ideaal. Persoonlijkheidsvorming stond gelijk aan ontwikkeling van leiderschap. Het filosoferen met kinderen is daarom nog steeds een belangrijke voorwaarde voor persoonlijkheidsvorming. Opdat we allemaal een leider zijn, in meesterschap.
Te vaak wordt tegenwoordig geroepen om leiderschap in organisaties, een modieus woord voor directeur of manager. Zonder dat iets is veranderd aan hun denken, het substantiële denken. Met het instrumentele denken zal de frictie tussen individu en organisatie niet verdwijnen.
Ieder mens streeft naar geluk. Geluk zit hem juist in je eigen houding en kijk op de wereld. Gelukkig voelen betekent dan innerlijke rust en vrede, dankzij onafhankelijk denken over jezelf, over andere mensen en de wereld. Autonoom, rechtvaardig.
“All babies together, everyone a seed
Half of us are satisfied, half of us in need
Love’s bountiful in us, tarnished by our greed
When will there be a harvest for the world?“
The Isley Brothers, 1976
Auteur: Brigit de Lange
Verkorte samenvatting eindscriptie Basisopleiding Filosofie in Organisaties, ISVW 2017-2018
Mei 2019
Interesse in de volledige versie? Mail naar brigit@bureaudelange.